Suïcide en eeuwig leven: een concreet voorbeeld (Katwijk aan Zee, 7 augustus 2010)

In de zomer van 2010 werd ik voor het eerst geconfronteerd met zelfdoding. Marleen en ik waren zojuist teruggekomen van een vakantie bij ‘Het Front’ aan de kust van België. Zaterdagmiddag kwamen we thuis. Ongeveer een uur daarna ging de telefoon. Het was de vader van Martin, Wim Hazenoot. Ik zei: ‘Hallo, met Koert’. Waarop hij zei: ‘Hallo Koert……Martin is niet meer….!’ Wat een moment, wat een stilte, wat een inslag, een bom. We waren net teruggekomen van ‘Het Front’. Maar nu vond er een echte strijd in mij plaats. Dit was mijn persoonlijke front. Verdriet, teleurstelling….en duizend vragen. Maar vooral die éne vraag: ‘Waarom, waarom…….en…..waarom heb ik dit niet voldoende aan zien komen….en….waarom heb ik het niet kunnen voorkomen? Ik zou nooit meer dezelfde zijn. Want ik had een vriend op de meest pijnlijke en dramatische wijze aan de dood verloren.

Zijn oude sportschoenen die hier tot op de dag van vandaag in de schuur staan, pakte ik op en gooide ik tegen de schuur. Die schoenen zou ik nooit kunnen dragen. De weg die hij heeft gelopen, heb ik niet gewandeld. Ik heb wel een tijdje met hem op kunnen lopen. Waarin ik hem voor een groot deel heb kunnen begrijpen. Toch moest hij – op de één of andere onbegrijpelijke manier – het laatste stukje van zijn aardse reis alleen gaan. Hoewel, alleen?

Om met de deur in huis te vallen: ik geloof dat Martin bij zijn Vader in de hemel is. Of Bijbelser: dat hij bij Jezus in het paradijs is. Waarom denk ik dat iemand die zich op zo’n afschrikwekkende manier van het leven berooft, eeuwig leven heeft? Ik wil daar een paar dingen over zeggen:

Martin is opgevoed in een christelijk gezin, bij wie zijn moeder een essentiële rol in het leven vervulde. Zijn moeder bracht hem al jong in aanraking met de Here Jezus. Martin is – mede door een krachtig, getuigende en onderwijzende moeder al jong tot het besef gekomen dat hij een Verlosser nodig had.

Dat Martin zijn geloof leefde, blijkt uit de wijze waarop ik hem heb leren kennen. Hij leefde met Jezus. Op een gezonde en volwassen manier. Ook zoekend en tastend. Vragend en onderzoekend.

Hij leefde met God. Hij studeerde uit de Bijbel en voerde veel gesprekken over het geloof met zijn moeder Joke. Zijn moeder had een goede sparringpartner aan hem. Hoewel Martin eigenwijs en eigenzinnig kon zijn, nam hij de lessen van zijn moeder – ook in de periode voor zijn dood – aan. Ik kan wel zeggen dat hij die woorden bewaarde in zijn hart, al legde hij veel van die woorden in eerste instantie naast zich neer. Martin woonde tot zijn dood in het zomerhuisje achter de hoekwoning van zijn ouders. Daarom was hij ‘kind aan huis’.

Martin probeerde – zo goed en zo kwaad als het ging – zijn geloof handen en voeten te geven. En dat niet zonder strijd. Hij was een avonturier die ook de grenzen opzocht. Hij zocht in geestelijke zin ook zijn weg door het leven. Hij was op zichzelf en zichzelf. Naturél.

Maar steeds wanneer ik in zijn zomerhuisje kwam, viel me op hoe belangrijk goede christelijke muziek voor hem was. Het lied ‘God and God alone’ was één van zijn lievelingsliederen. Ook lag de Bijbel – of meerdere – open om gelezen te worden. Daarbij schreef hij veel. Hij maakte aantekeningen. Soms schreef hij bepaalde Bijbelgedeelten over, soms las hij verzen hardop. Hij memoriseerde het woord. Tot op zekere hoogte zou dat hem helpen om de stemmen in zijn hoofd te bestrijden.

In de laatste periode van zijn leven werd het belangrijker om muziek te blijven luisteren, ook als hij ging wandelen en buitenshuis was. Hij wilde op die manier een antwoord geven op de stemmen in zijn hoofd. Dit waren echt negatieve stemmen die hem bevelen gaven om bv. zijn moeder of anderen wat aan te doen. Deze stemmen werden steeds indringender. Er waren momenten waarop ik met hem praatte en dacht: ‘Daar gaan ze weer, hij verslapt en leeft in de wereld van negativiteit.’ Ik moest dan heel duidelijk om aandacht vragen. En die kreeg ik dan wel weer. Voor even.

Deze strijd heeft continu plaatsgevonden. Voortdurend torpedeerden deze helse stemmen het bewustzijn van Martin en vroegen ze zijn aandacht. Het was geen leven voor hem. De allerlaatste periode wees ik hem op de mogelijkheid om hulp te zoeken bij de GGZ. Die hulp wees hij in eerste instantie af. Zijn eergevoel en trots stonden deels in de weg om hulp te aanvaarden. Zo modderde hij zelf door. Totdat zijn moeder Joke (!) hem zover kreeg dat hij meeging naar Endegeest. Daar hebben zijn moeder en zijn zus hem achtergelaten op de gesloten afdeling. Door een grote inschattingsfout van de dienstdoende arts is hij veel te vroeg met verlof gegaan. Binnen een week nadat hij opgenomen was, kwam hij onder supervisie van zijn moeder,  thuis. Daar is hij die zaterdagmiddag – onder het mom van een wandeling – weggelopen richting de torenflat.

Ik heb de periode voor Martins opname in Endegeest veel met hem gepraat, gelezen uit de Bijbel en ook gebeden. Dat vond hij fijn. Door afleiding – op welke wijze ook – kon hij eventjes weerstand bieden aan de stemmen in zijn hoofd. Zwemmen in de zee deed hij veel. Het geluid van de wind en het slaan van de golven gaven rust in zijn hoofd.

Martin heeft – hoewel of juist omdat hij Jezus erkende als Heer in zijn leven – gestreden tegen gedachten in zijn hoofd. Hij proclameerde voortdurend dat Jezus Heer is. Hij reciteerde voortdurend positieve Bijbelverzen, vechtend om de vernieuwing van zijn denken gestalte te geven. Vooral Romeinen 8 speelde een wezenlijke rol.

Ik heb het laatste deel van Romeinen 8 een paar keer mogen lezen en bespreken, en gezegd dat niets en niemand – ook de stemmen in zijn hoofd niet – hem zouden kunnen scheiden van Gods liefde. De liefde die in Christus Jezus te vinden is. Ja, tot en met zijn gang naar de tweede torenflat in Katwijk leefde hij het christelijke leven. De oortjes inclusief het audio-apparaatje dat na de fatale sprong gevonden werd in de lift van de flat getuigen van het geestelijke voedsel waarmee hij zich tot het einde toe wilde voeden. Zijn vaste geloof in God en zijn levenswijze als christen heeft echter niet voorkomen dat hij van de elfde verdieping naar beneden is gesprongen. Ik heb niet kunnen tegenhouden en er hebben geen engelen gestaan om hem te beschermen tegen dit kwaad. Hoewel ik geloof dat God er – linksom of rechtsom – bij is geweest. Beneden – aan de voet van de flat – stond een lieve, oudere ‘zus’  die Martins hoofd op haar schoot heeft gelegd. Op die plek heeft hij de laatste adem uitgeblazen.

Laat het duidelijk zijn. Suïcide is een vreselijk iets. Het laat voor de nabestaanden diepe wonden na. Zelfdoding moet koste wat het kost voorkomen worden. Mensen hebben hulp nodig, omdat ze ziek zijn. Ze zien het leven niet meer zitten. Ze willen niet dood, maar ze willen het leven zoals dat zich aandient, niet meer. Zelfdoding is een tragedie. Een uitweg die geen uitweg is.

Deze daad is een daad die helaas niet altijd voorkomen kan worden. Deze wanhoopsdaad is echter niet doorslaggevend voor het laatste woord dat God over déze éne zieke, hulpbehoevende mens uitspreekt. God is genadig. Hij kende het hart van Martin. Hij oordeelt het kwaad. De demonische stemmen. En die ziekte. Maar Hij zal de zieke die Hem menigmaal aangeroepen heeft in de nood, niet afwijzen. Want Gods genade en liefde in het leven van een christen, wegen veel zwaarder dan die éne, niet terug te draaien, daad. En het persoonlijk geloof van mijn vriend Martin in de Here Jezus heeft hem behouden. Dat wat hij – in de ogen van ons mensen – fout zou hebben gedaan, is door God vergeven. Jezus gaf zijn leven voor mijn vriend Martin – en daar doet die afschuwelijke zelfdoding niets aan af.

(p.s. ik ga hier niet in op allerlei theologische gedachten én voorbeelden uit de Bijbel. Dat doe ik in een ander artikel. Want ik wil echt even stilstaan bij Martin, zijn leven en eindbestemming)