‘Think twice’ – vermogen om correct te spreken in de politiek

Het spreken in ‘tongen’, oftewel het spreken in woorden met meerdere betekenissen of zelfs in raadselen, is politici niet vreemd. Eénduidig, met één tong, zonder dubbele bodem spreken, is niet gemakkelijk. Het ‘beestje bij het naampje’ noemen, is eerlijk, maar kan een politicus makkelijk zijn ‘politieke kop’ kosten. Een voorbeeld. Wanneer een politicus er qua spreken bewust en doelgericht helemaal naast heeft gezeten, dan kan hij zeggen: ‘ik heb bezijden de waarheid gesproken’. Onvervalst en zuiver zou het moeten klinken als: ‘ik heb gelogen’. Op de eerste keuze van woorden valt bezwaar in te brengen, daar het niet een ruiterlijk en duidelijk toegeven is van eigen falen.

Het lijkt me vandaag de dag, meer als ooit tevoren, letterlijk en figuurlijk van levensbelang dat politici hun woorden nauwgezet wegen alvorens uit te spreken. Twee keer nadenken, voordat men één keer iets zegt, zo zou ik het willen noemen. Woorden die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, moeten koste wat het kost worden vermeden. Niemand zit op onnodige onrust in de maatschappij te wachten na slordige uitlatingen van politici.

Nogmaals: deze uitlatingen kunnen overduidelijk zo bedoeld zijn. Een helder voorbeeld daarvan is Wilders die geen blad voor de mond neemt en het niet zal laten (minderheids)groepen in de samenleving te schofferen en te kleineren. De uitlatingen kunnen echter ook voortkomen uit dommigheid. Politici die geen verstand van zaken hebben, bijvoorbeeld over het geloof van een bepaalde bevolkingsgroep, kunnen beter zwijgen. Zij zouden er goed aan doen deze specifieke uitlatingen over te laten aan experts op betreffend gebied.  Ook hier moet ik opnieuw denken aan Wilders die zonder kennis van zaken en zonder grondige studie iets rondbazuint over de Koran. Onder andere daardoor kwetst hij mensen onnodig.

Politici kunnen daarnaast in één zin ook twee totaal tegenstrijdige dingen zeggen. Eén van de laatste uitspraken van Mark Rutte is daar een voorbeeld van. Elders heb ik daar op gewezen. Enerzijds zegt hij dat de vrijheid van meningsuiting onbetwist is, anderzijds roept hij dat er grenzen aan zitten. Dat een mens ergens over kan twisten, betekent echter dat je erover kunt discussiëren en dat iets niet vanzelfsprekend is. Over grenzen wordt wel degelijk gesproken, gediscussieerd of getwist. Als de vrijheid van meningsuiting onbetwist is, wil dat per definitie zeggen dat er niet over te praten valt. Als er grenzen aan zitten, is er vrijheid om over te praten. Sterker: dan moet er wél over gepraat worden en staat, de invulling ervan, wel degelijk ter discussie. Het betekent m.i. dat niet alles zomaar geroepen kan worden.

Vrijheid van meningsuiting is geen grenzeloos, eindeloos en onbeperkt principe. Het is in feite een principe dat door de autonome mens is uitgevonden, ja door een mens die vrij wil zijn om te doen en te laten wat hij wil. Deze idee komt voort uit het denken van de Verlichting, waarin de mondige mens moest leren om zich van zijn eigen verstand te bedienen. Daarom kon het niet uitblijven dat na het vrije gebruik van verstand en geweten, ook het vrij benutten van de mogelijkheid zich uit te drukken in woorden werd verdedigd.