Over samenleving en techniek: de VeriChip

Inleiding:

Ik wil met u nadenken over technische innovatie. Specifiek: de VeriChip. De VeriChip is een onderhuidse chip die d.m.v. operatie of tang wordt aangebracht. Deze chip is ontwikkeld door het bedrijf ‘Applied Digital Solutions’. Wereldwijd wordt deze chip reeds toegepast voor diverse doeleinden. Bijvoorbeeld voor automatisch entree en bij het betalen van drankjes. Ook voor het traceren van dieren. Bovengenoemd bedrijf mocht de chip, zo groot als een rijstkorrel, in Amerika nog niet gebruiken voor medische doeleinden. Dat vanwege de bezwaren. Toch lopen er al mensen rond met zo’n chip. Een chip die een persoonlijk identificatienummer heeft dat correspondeert met de gezondheidsinformatie in een computerdatabase. Voorstanders van deze chip hopen dat de techniek levens kan redden. Wanneer patiënten bijvoorbeeld buiten bewustzijn zijn, heeft de dienstdoende arts toch belangrijke informatie o.a. betreffende medicijngebruik, allergie of i.d. Tegenstanders zijn bang dat gevoelige informatie op straat komt te liggen. Waarom zou zo’n chip niet ‘gekraakt’ kunnen worden? Orthodoxe gelovigen zien in de opmars van de chip de komst van de antichrist met het nummer van het Beest (vgl. Openb.13). Mensen kunnen in de eindtijd niet meer kopen of verkopen zonder een ‘teken’ in hun rechterhand of voorhoofd. Een doemscenario dus.

Kortom, er zijn vragen te over. In onderstaand schrijven wil ik een poging wagen om het een en ander uiteen te zetten inzake de chip. Allereerst wil ik heel algemeen stilstaan bij de pretenties van de wetenschap en de verhouding t.o.v. het geloof. Doen wij aan wetenschap of doet de wetenschap aan ons? (H.1) Vervolgens ga ik over op het kerndeel (H. 2,3,4). In H.2 komt het sociologische aspect aan het bod. Daar bekijk ik bijvoorbeeld sociologische consequenties van de VeriChip. In H.3 gaat het om het antropologisch aspect. Wat valt er vanuit antropologisch perspectief te zeggen over de komst en de consequenties van de VeriChip? H.4 handelt over het economisch aspect. Welke economische implicaties heeft de komst van de VeriChip?

Uiteindelijk komen we bij de conclusie aan. Ik wil na de analyse van het een en ander in het kerndeel terugkomen op mijn bevindingen. Wat heb ik van mijn onderzoek geleerd? Ook probeer ik het verband tussen de kerndelen te laten te zien om zo tot een eenheid te komen. Uit mijn conclusie zal blijken of mijn vraagstelling redelijkerwijs beantwoord is. Deze vraag- of probleemstelling luidt aldus: Is technische innovatie daadwerkelijk een oplossing voor veel problemen of levert zij juist meer problemen op? Wat zijn de sociale, antropologische, economische en ethische consequenties van de VeriChip? Wanneer antwoorden op deze vragen enigszins gestalte krijgen, is mijn opzet geslaafd.

H.1 Geloof in wetenschap en techniek

De wetenschap heeft een hoge vlucht genomen. Zij kan alles, zo niet veel. Het onvoorwaardelijk vertrouwen van mensen op wetenschappelijke kennis, lijkt nog niet te zijn verdwenen. Sinds de Verlichting (1789) is het optimistisch vooruitgangsgeloof misschien minder geworden, maar toch niet kapot te krijgen. De atoombommen op Hiroshima en Nagasaki hebben blijkbaar niet genoeg nagedreund. Het rotsvast vertrouwen op eigen kunde en kennis, is de mens nooit vreemd geweest. In het bijbelboek Genesis zien we de honger naar kennis en macht terug wanneer Adam en Eva via de boom van kennis van goed en kwaad naar de macht grijpen (vgl.Gen.3). Als God wilden ze zijn. In de loop van de geschiedenis lijkt de mens geëvalueerd tot een goddelijk wezen dat heel de schepping onder de knie heeft. ‘Kennis is macht’, schreef Francis Bacon. Wat blijft er dan over van de uitspraak van Socrates tegenover de Sofisten dat hij verder was dan zij. Want hij, Socrates, wist dat hij niets wist. Een stuk bescheidenheid lijkt op zijn plaats.

We weten niet alles en kunnen niet alles. De werkelijkheid groeit ons boven het hoofd. Zaken en dingen die wij lijken te beheersen, beheersen ten langen leste ons. We hebben niet daadwerkelijk blijvend greep op de werkelijkheid die we zelf al dan niet creëren. Wanneer wetenschappers bezig zijn met onderzoek, is dat niet vrijblijvend. Ze doen dan net als Adam en Eva in zekere zin een greep naar de macht. De vraag is of we de consequenties van onze honger naar kennis en macht onder ogen willen zien. Als regeren vooruitzien is, zijn de wetenschappers misschien de slechtste regeerders. Niet moedwillig misschien. Maar toch.

Wetenschap is ook niet objectief-neutraal. Hoewel wetenschappers m.i. moeten streven naar objectiviteit, weten ze dat ze altijd betrokken, geëngageerd zijn. Ze staan niet op een afstand tegenover de dingen, maar ze zijn met huid en haar gebonden aan de dingen die ze onderzoeken. Ook speelt in het onderzoek altijd een religieus grondmotief mee. Het maakt nogal uit of iemand als christgelovige wetenschappelijk bezig is of als atheïst. Een christen zal altijd proberen bescheiden te zijn, omdat de werkelijkheid niet in zijn hand maar in die van God rust. Een christen spreekt niet het laatste en beslissende woord over de werkelijkheid die hij bewondert, maar de God die hij dient.

Dat de werkelijkheid en de kosmos onderworpen is aan God, geeft hem de nodige rust. Hij kan na een dag wetenschappelijke arbeid rustig slapen, omdat hij de greep op de werkelijkheid niet krampachtig vast hoeft te houden. Een christen kan loslaten en het betrekkelijke en tijdelijke van zijn werk zien.

Een atheïst of een humanist heeft zelf eveneens een subjectieve en betrokken houding. Hij is niet neutraal. De werkelijkheid laat hem niet los en vrij, maar hij laat de werkelijkheid ook niet los. Een wetenschapper zou geen wetenschapper zijn wanneer hij niet betrokken is bij de materie die hij onderzoekt. Hij leeft uit verwondering. En dat is goed. Zonder passie, engagement en enthousiasme zou zijn wetenschappelijk werk snel een duffe bedoening worden.

Daarom hoeft een wetenschapper zelfs niet objectief-neutraal te zijn. Kan niet, hoeft ook niet. Wel is hij intersubjectief. Hij is met meerdere subjecten (lees: mensen) bezig, bijvoorbeeld in een laboratorium, onderzoek te doen naar groei van bacteriën. Snelle groei kan hem misschien angst inboezemen. De resultaten leveren kennis op, maar soms tevens een positief of negatief gevoel. Misschien vrees, maar misschien ook een kreet van enthousiasme: ‘Eureka’, d.w.z. ik heb het ontdekt c.q. gezien (Einstein).

Door ontdekkingen is de mens tot veel in staat. Maar het gevaar van hoogmoed en overmoed ligt op de loer. In de bijbel zien we die hoogmoed terug (vgl.Gen.3 en 11). Hoogmoed is: het als God willen zijn. De grens tussen God en mens vervaagt. De wet van God is eigenlijk een soort grens tussen God en mens. Die grens moet bewaakt en bewaard worden. Het grenzeloze van wetenschap en techniek speelt de mens vroeg of laat in de kaart. De torenbouw van Babel is een duidelijk voorbeeld van grensoverschrijding door de mens (Gen.11). ‘Hoogmoed komt voor de val’, zeggen we wel eens. De zondeval en de val van de toren van Babel zijn een noodlottige consequentie van het vervagen van de grenzen. Dat niets de mens onmogelijk is, blijkt voor een groot deel uit de wetenschap vandaag. De ene ontdekking is nog niet geland of de volgende ontdekking doemt op.

Wanneer ik vanuit het christelijk perspectief naar de opmars van de wetenschap in het algemeen en die van de VeriChip in het bijzonder kijk, wil ik mij van die grens tussen God en mens bewust zijn. Ik wil christen zijn en als christen wetenschappelijk onderzoek doen. Ik kan niet anders en ik wil ook niet anders. Juist omdat ik schepsel ben, kan ik kritisch zijn tegenover menselijk werk. Ook tegenover mijn eigen werk. Het schepselmatige karakter van onze kennis en kunde, behoedt ons voor het gevaar de wetenschap te overschatten.

Daarbij komt de cultuuropdracht, met een moeilijker woord: het cultuurmandaat (Gen.2:15, 3:23). De mens is volgens de bijbel geroepen om te bouwen en te bewaren. Bewaren wil zeggen: zuinig zijn op wat je hebt en niet te snel te willen wat je niet hebt. Bouwen wil zeggen: niet afbreken. Grenzen laten staan. God God willen laten zijn en de mens mens. Het ‘als God willen zijn’ is te hoog gegrepen. We kunnen het niet aan. Een stukje bezinning is goed, voordat we beginnen. Een gezonde dosis zelfkennis behoedt ons voor grensoverschrijding en zelfoverschatting. Als christen wil ik oog hebben voor de realiteit omdat ik de werkelijkheid niet in mijn hand heb, laat staan kan maken en breken.

Wanneer we kritisch kijken naar de komst van de VeriChip blijven we mens zoals we naar mijn idee bedoeld zijn. Niet slikken of stikken, maar kijken, nuanceren en relativeren. De VeriChip is en blijft gebrekkig mensenwerk, hoewel iedere uitvinding ons boven het hoofd kan groeien. Ook een uitvinding als de VeriChip heeft consequenties die we niet honderd procent kunnen overzien. Misschien wel vermoeden. De vraag blijft: Hoever gaan we? Kunnen we ook ‘nee’ zeggen? Wanneer is het genoeg en zeggen we: tot hiertoe en niet verder. Waar breekt de hoge vlucht van de wetenschap af? Hierbij moet ik denken aan het woord van Paulus: ‘wat een mens zaait, zal hij oogsten (Gal.6:7). We plukken de (wrange) vruchten van het zaad dat we zaaien. Vroeg of laat. Het mes snijdt aan twee kanten. Atoom- en kernsplitsing en – fusie zijn niet neutraal. Computertechnologie is niet neutraal. Ze hadden/hebben een positieve of een negatieve uitwerking. Wetenschap is niet neutraal, techniek al evenmin. En, belangrijker: wij zijn niet neutraal. De boemerang die we gooien, keert zich tegen ons.

Na deze kritische kanttekeningen m.b.t. geloof, wetenschap en techniek, wil ik hieronder verder gaan met het kerndeel. Eerst de sociologische implicaties van de VeriChip.

H.2 Sociologische kanttekeningen bij de VeriChip

De term ‘sociologie’ komt van August Comte. Het oogmerk van de sociologie is de wetten van de sociale orde in de werkelijkheid te ontdekken en deze te handhaven. Voor Comte bestond er geen bovennatuurlijke orde, zoals die van God. Het ging hem om de werkelijkheid om hem heen. Tegenwoordig zouden we de sociologie ietwat anders definiëren. Sociologie is in wezen de studie van samenlevingsverbanden en verschijnselen (eigen definitie).

Wanneer de samenleving op straat ligt, moeten we daar zijn. We zien mensen, groepen mensen, groepen religieuzen, enz. Mensen gaan met elkaar om, groepen gaan met groepen om en mensen leven in een groep. Groepen hebben invloed op elkaar. Een team van artsen bv. Heeft invloed op de mens op de straat. Het handelen van de huisarts heeft directe gevolgen voor mijn dagelijks leven. Wanneer een arts zijn werk goed uitvoert, bevind ik mij wel.

De VeriChip is een chip die door een arts of chirurg onderhuids wordt aangebracht. De gegevens op de chip kunnen via een scanner manifest gemaakt worden. De code in de chip geeft artsen toegang tot een database waar informatie over een patiënt is opgeslagen. De vraag daarbij is of deze gevoelige informatie niet misbruikt kan worden door derden. Wanneer mijn informatie op straat komt te liggen, heeft iedereen toegang tot mijn identiteit en gegevens. Wanneer mensen mij op afstand zouden kunnen scannen, misschien dwars door mijn kleding heen, hoe veilig ben ik dan nog?

In onze samenleving worden de voor- en nadelen misschien te weinig besproken. Bij de gemiddelde Nederlander zal het probleem rond de chip nauwelijks spelen. Toch zouden publieke debatten geen overbodige luxe zijn. Voorkomen is nog altijd beter dan genezen.
Mensen en groepen (denk aan ernstig of chronisch zieken) hebben recht op privacy. Het recht op privacy, in de wet vastgelegd, is een groot goed. Mensen leven in groepen, maar hebben tijd en plaats voor zichzelf nodig. De mens kan m.i. pas goed in een groep functioneren, wanneer hij af en toe op zichzelf kan zijn en zich terug kan trekken uit het groepsgebeuren. Dat hij privé kan gaan, ook met zijn informatie, gegevens, identiteit, verleden en aandoeningen. Dat hij een geheim draagt dat niemand iets aangaat. De mens is nog altijd meer dan de samenleving en gaat daar, als het goed is, niet in op. De mens moet niet uitgeleverd worden aan machten en krachten die alle informatie uit hem willen halen. De mens is geen publiek wezen sec. Het gevaar is groot dat de VeriChip mensen letterlijk en figuurlijk met de billen bloot legt. Wat eens privé was, wordt nu publiek eigendom en iedereen weet wie je bent.

Waarom moet een mens zich op straat kunnen identificeren? Toen ik hoorde dat de identificatie-plicht werd ingevoerd, was ik een beetje ontzet en verontwaardigd. Ik moest terugdenken aan de Holocaust waar joden verplicht waren zich te identificeren d.m.v. een Jodenster. Nog nooit in de geschiedenis hebben mensen en groepen zich op deze wijze hoeven te identificeren. Waarom toen wel en nu weer? Waarom geloven mensen mij niet op mijn woord wanneer ik zeg te zijn die ik beweer te zijn? Waar is het vertrouwen in onze samenleving? Waarom ben ik monddood en kan enkel nog een identiteitsbewijs spreken? Allemaal vragen die op dat moment door mijn hoofd speelden.

Wanneer we over de chip spreken, hebben we het niet slechts over identificatie. We spreken ook over het al dan niet vrijwillig verstrekken van informatie. Zoals gezegd, kan de informatie betreffende mij en mijn persoon en eventuele (chronische) ziekten in handen komen van derden. Die derden hoeven niet altijd het goede mij met voor te hebben. Wanneer ik met een chronische ziekte zit, kunnen instanties (zorginstellingen en verzekeraars) mijn verleden uitpluizen en op grond daarvan tot afwijzing overgaan. Ik ben dan een open boek voor hen. De vraag is of we daar naar toe willen. Heb ik het recht te zeggen wat ik wil of niet? Heb ik zwijgrecht? Bepaalde groepen chronisch zieken worden zo naar de marge van de samenleving gedreven.

Groepen mensen (werknemers bv.) zijn in alle hoeken van het bedrijf op te sporen met een onderhuidse chip. Dit gebeurt bijvoorbeeld al in een Amerikaanse kerncentrale. Brengt dit fundamentele wantrouwen vertrouwen? Is er een sfeer van vrijmoedigheid of van dwangmatigheid? Komt het het groepsgevoel op zo’n werkvloer wel ten goede? Allemaal vragen die bij me opkomen.

En groepen criminelen? Wanneer criminelen een onderhuidse chip krijgen, kunnen ze, in geval van vlucht(gedrag), snel opgespoord en gevangen worden. Tot aan de uithoeken der wereld zullen ze te traceren zijn. Dat kan voor politie en justitie een voordeel zijn. Ook voor gewone burgers die zich door hen bedreigd voelen. Maar het kan ook polariserend werken. De criminelen, mensen van vlees en bloed, voelen zich buiten schot geplaatst. Het verschil tussen deze groep ‘gechipte’ criminelen en de rest van de mensen wordt groter. Zo zijn ze nog meer gekenmerkt en gebrandmerkt als crimineel dan ze al zijn. Ze ervaren de straf van gevangenschap, maar dat niet alleen. Ze ervaren achter hun tralies de gevangenschap binnenshuids door een chip die hen voortdurend, dag en nacht, uitlevert aan instanties die hen van achter de computer in de gaten houden. Mijn vraag is: ‘Is het acceptabel om een gevangene zo op de huid te zitten? Kunnen deze mensen ooit weer normaal in de samenleving verschijnen en daar hun plaats innemen?’

Na de aanslagen van 11 september voelt een hele wereldbevolking zich bedreigd door opkomend geweld en terrorisme. Groepen burgers kijken argwanend aan tegen bijvoorbeeld moslims. Omdat burgers in hun onkunde en onwetendheid iedere fundamentalistische moslim verdacht maken. De ‘mensen-chip’ is bedoeld om terrorisme tegen te gaan. Maar hoever gaan we? Waar leggen we de scheidslijn? Alle fundamentalistische moslims een chip? Of moeten alle wereldburgers, ook de meest onschuldige, een chip ingeplant krijgen?

De sociale controle wordt door een chip groter dan ooit. Maar op den duur slechts voor enkelingen. De techniek zal zo ingenieus zijn dat alleen de knapste koppen inzage hebben in de database en informatie van mensen. Zo zal de kloof tussen technisch intelligente mensen en het minder intelligente volk alleen maar groter worden. We zien dat nu al in ons computertijdperk. Hoeveel digibeten zijn er wel niet? De computertechnologie raast met forse schreden voort zonder aanzien des persoons. Techniek maakt geen uitzondering voor sociaal-rationeel-economisch zwakkeren. Zij die de hoge vlucht van de wetenschap niet bij kunnen benen, blijven achter in hun wereldje. De wereld van intellectuelen groeit en zij hebben toegang tot informatie en identificatie. Sterk tegenover zwak, rijk tegenover arm, tegenstellingen groeien. Kennis is macht. Sociale uitsluiting, bewust of onbewustm, kan het gevolg zijn. Mensen hebben elkaar dan niets meer te zeggen. De stomme samenleving is ontstaan.

H.3 Antropologische kanttekeningen bij de VeriChip

De antropologie houdt zich bezig met de vraag: wat is de mens? (Gr. Antropos= mens, Gr.logos= leer). Antropologie is de leer van de mens. Voor mij als christen kan de vraag ‘wie is de mens?’ alleen beantwoord worden voor het aangezicht van God. De vraag ‘wie is de mens? ‘ is onlosmakelijk verbonden met de vraag ‘wie is God’? Dat kan niet anders, omdat de mens volgens de bijbel geschapen is naar het beeld van God (Gen.1:26). Dan moet je eerst weten wie God is voor je kunt weten wat ‘beeld-van-God-zijn’ inhoudt. Het voert te ver om hier op de vraag in te gaan wie God is. Dat is niet het onderwerp van onze bespreking. We hebben genoeg aan het gegeven dat de mens op God lijkt, maar niet is. En dat God God is en dat de mens schepsel is en blijft.

Tegenover de humanistische antropologie kan ik stellen dat de mens niet antropocentrisch is. Kortom, hij staat niet in het middelpunt van de kosmos. De mens is steeds mens in beweging, mens onderweg. Stilstaan is geen optie. De mens is ontwerp. Hij is niet af, maar groeit. Of van God af of naar God toe. Hoe dichter hij bij God komt, hoe meer hij zijn beperktheid en afhankelijkheid van God zal inzien. Die wetenschap maakt hem bescheiden, omdat de werkelijkheid niet in zijn hand ligt, maar in de hand van God.

De mens heeft bevestiging nodig. De psalmist kan formuleren: ‘Bevestig gij het werk van onze handen, ja het werk van onze handen bevestig dat (Ps.90:17). Als christen weet je dat je niet het laatste woord hebt over de werkelijkheid, maar dat jij en de hele werkelijkheid in handen van God rust. Het onrustige hart kan rustig worden omdat een christen mag berusten, maar nooit bij de pakken hoeft neer te zitten. Machten en krachten in de wereld om hem heen zijn niet almachtig maar onderworpen aan God die de mens gezegd heeft zijn God te zullen zijn. Het is goed om vanuit die wetenschap naar de mens en zijn plaats ten opzichte van de techniek te kijken.

Technologie is de wetenschap die de techniek centraal stelt en wel zodanig dat zij de mens naar de zijlijn doet bewegen. Techniek staat voor niets. Zij staat ook niet in voor de mens op zich. Technologie is een soort verabsolutering van de techniek. Technologie is een denk- en levenswijze geworden die de mens ‘overruled’ heeft.

De mens als sociaal wezen staat uit naar de werkelijkheid om hem heen en verwondert zich over dingen die een geheim hebben. De computertechnologie raast in sneltreinvaart door. Zij is de mens in denken en doen al ver vooruit. Daardoor verliest de mens zijn greep op de werkelijkheid en voelt hij zich een gevangene van eigen ontwerpen en projecten.

Vernieuwing en verandering kan bedreigend zijn voor de mens. Onbekend maakt immers onbemind. De goede oude tijd heeft ook wel wat. Rust en vrede in een pittoresk dorpje is verdwenen sinds de hogesnelheidslijn de dienst uitmaakt. Snelheid en vaart boven alles. Ook boven cultuurgoederen en landschappen. De technologie doet de natuurlijke leefwereld van de mens in ras tempo teniet. Tempo en vaart , daar gaat het om, zodat de mens nergens meer rustig kan bijkomen na een dag hard werken. De mens heeft echter juist behoefte aan rust, reinheid en regelmaat. Nacht-dag-ritme zijn niet alleen voor babies essentieel, maar eveneens voor volwassenen.

De nieuwste technologie in de vorm van een chip brengt de nodige onrust teweeg. Stress, omdat we het allemaal niet meer bij kunnen benen. We moeten beslissingen nemen en zo niet: techniek beslist over ons. De informatiemaatschappij dwingt ons kennis te nemen en inzicht te verwerven. We kunnen de stroom aan informatie nauwelijks bijbenen. De chip geeft ons de gelegenheid om alles wat met de mens te maken heeft, vast te leggen. Anderen weten zo eerder wie we zijn en waar we zelf staan, als dat we dat zelf weten. De techniek neemt bezit van ons in de vorm van een chip. Maar willen we dat? Is het niet onnatuurlijk, of liever oneigenlijk, om met een chip in je hoofd of je arm rond te lopen? De chip hoort immers niet van nature bij ons lichaam, d.w.z. we zijn niet met chip geschapen of geboren. De gedachte dat ik met een splinter in mijn arm loop, kan me al gek maken. Dat ding moet er zo snel mogelijk uit, want het hoort daar niet. Misschien zie ik de splinter niet, misschien voel ik hem niet, maar toch weet ik dat hij er zit. Ik vermoed dat ik met een chip in mijn lichaam hetzelfde onhebbelijke gevoel zou krijgen, ‘unheimlich’. Mijn stelling is: een chip druist in tegen heel het menselijk wezen.

Daar komt bij dat de mens meer is dan materie. Ik ga niet op in de database en informatie van de chip. Mijn gegevens mogen volledig bekend zijn, maar ik ben meer dan mijn naam, adres, afkomst, ziektebeeld of wat dan ook. Ik ga daar niet in op. Mijn hele persoonlijkheid, karakter, gedachtenwereld, geest en ziel zijn niet te vangen in een chip. Daarom zal degene die mij scant, hetzij arts hetzij justitie hetzij een verzekeringsmaatschappij, mij nimmer vatten en begrijpen via een chip. Ieder mens is oneindig veel meer dan de optelsom van alle gegevens die hem of haar beschrijven. Het is zeer de vraag of bovengenoemde instanties dat echt beseffen. Doen ze dat niet dan scheppen ze een reductionistisch mensbeeld op grond waarvan verkeerde conclusies worden getrokken.

H.4 Economische kanttekeningen bij de VeriChip

Economie heeft alles te maken met het reilen en zeilen van de huishouding. Hoe kan ik met een beperkte hoeveelheid geld rondkomen en mijn kamer inrichten. Niets voor niets, zeggen we vaak. Alles kost geld en alles is te koop. Maar sommige dingen zijn duur. De nieuwste snufjes in de techniek zijn te koop, maar kosten wel klauwen vol geld. Zo ook de chip.

De chip mag voordelen hebben. Maar een van de grootste nadelen is wel de enorme kostenpost. Kapitalen zijn we kwijt aan het materiaal en aan artsen die ze plaatsen. De vraag is of we ons geld daarvoor beschikbaar moeten stellen. Immers, ons geld kunnen we maar een keer uitgeven. Morele en ethische dilemma’s spelen daarbij een grote rol. Is iemand aan voedsel en drinken helpen niet veel belangrijker dan iemand aan een chip helpen? Waar betalen we voor? Voor veilligheid of voor het redden van levens? Natuurlijk kunnen we verdedigen dat veiligheid op langere termijn, denk aan de aanslagen, ook levens kunnen redden. Maar hongerigen zijn er concreet, hier en nu.

Een ander aspect dat om de hoek komt kijken, is verbonden met religie. Hierbij gaat het niet om de kosten die gemaakt moeten worden, maar om het principe van een chip onder de huid. Is er bijvoorbeeld vrijheid om de chip af te wijzen vanwege gewetensbezwaren. Of wordt iedereen, christen of niet, gedwongen om zo’n chip in zich te laten plaatsen. Het doemscenario van christenen, voornamelijk evangelicalen, kan ik begrijpen. De bijbel lijkt te suggereren dat er een tijd komt waarin men niet kan kopen of verkopen zonder het merkteken van het Beest onder de huid. De vraag daarbij is of we dit merkteken kunnen identificeren met de chip. Dacht de apostel Johannes 100 na Christus al aan een economisch systeem met een VeriChip? Zo concreet kan hij het zich vast niet voor hebben gesteld omdat hij niet in een computertijdperk leefde. Maar dat neemt niet weg dat het niet ver gezocht is om huiveringwekkende overeenkomsten te zien. Alle mensen kunnen een chip ingeplant krijgen. Wat als je nou tegen bent omdat je het associeert met een antichristelijk denksysteem? Word je dan gedwongen? En wat als je blijft weigeren? Heb je dan inderdaad te maken met het weigeren van toegang tot bepaalde supermarkten, bedrijven en banken? Wie het weet mag het zeggen.
Een wereldwijd economisch-sociaal systeem lijkt verdacht veel op de torenbouw van Babel. Mensen die alles onder controle proberen te krijgen, maar zelf in de macht komen van een systeem dat hen met huid en haar opslokt. De macht zal zich centraliseren en degenen die het meest vernuftig zijn zouden de rest van de mensheid kunnen overheersen.

Conclusie:

Vragen te over. De kunst is misschien soms om eerst de juiste vragen te (leren) stellen. Dat is me redelijk gelukt. Het is moeilijk om tot een duidelijke slotsom te komen omdat de dingen gecompliceerd liggen. Wanneer ik over de VeriChip nadenk, zie ik voor- en nadelen. De nadelen overheersen. De hang naar kennis, programmering en macht ligt voortdurend op de loer, ook waar het gaat om de VeriChip. De vraag hoever we moeten gaan, is niet eenduidig op te lossen. Misschien zijn we al te ver gegaan en kunnen we niet meer terug.

De VeriChip, zo bleek, is geen neutraal computertje dat informatie bergt en gegevens opslaat. Aan alle kanten is zij verbonden met andere technologische ontwikkelingen in de samenleving. De samenleving bestaat uit mensen van vlees en bloed. De invloed van techniek is immens groot. We zijn afhankelijk van een technologisch systeem dat ons parten speelt. Zowel collectief als Nederlandse bevolking, als individueel. Wij hebben invloed op de techniek, maar de techniek beïnvloedt op haar beurt ons ook. We kunnen de gevolgen van onze ontwerpen en projecten soms nauwelijks overzien. We kunnen wel calculeren en inschatten. De voor- en nadelen wegen.

Dat heb ik geprobeerd. Ik trachtte na te gaan welke invloed de VeriChip kan hebben op de mens als individu en collectivum. Dat de menselijke vrijheid wordt ingeperkt, staat vast. We kunnen (op straat) ieder moment gevraagd worden ons te identificeren. Maar ook ongevraagd. We moeten ons dus ‘bewijzen’. Ieder moment kunnen we gecontroleerd worden. Of we het willen of niet en of we het weten of niet. De ‘sociale controle’ zal groter worden. We worden in de gaten gehouden. Hoe dan ook. De vraag is of we dat willen.

Ook groepen kunnen hinder ondervinden van de VeriChip. Chronisch zieken, lichamelijk of verstandelijk gehandicapten, ouderen met een slecht hart, noem ze maar op, kunnen op grond van informatie die ze niet (geheel) vrijwillig verstrekt hebben, worden afgewezen. Bijvoorbeeld bij een verzekeringsmaatschappij of een ziekenfonds. Zelfs al willen deze bevolkingsgroepen zaken geheim houden, juist omdat openheid in hun nadeel werkt, kunnen ze dat niet omdat de chip hen ‘verraadt’ en ‘uitlevert’ aan de betreffende instanties. Deze instanties hebben macht omdat zij informatie, dus kennis, over deze groepen hebben.

De VeriChip zorgt ervoor dat informatie completer is en sneller verwerkt wordt. Een snelheid die we als mensen niet bij kunnen benen. Daarom neemt zo’n chip enorm veel werk uit handen. De chip kan dingen doen die we zelf niet kunnen. Computers zijn handig, praktisch en efficiënt. Computers doen dingen die wij mensen niet kunnen. Maar wij mensen doen dingen die computers niet kunnen: samenzijn, alleenzijn, je terugtrekken, te bezinnen, anticiperen, vrijwillig kiezen, enz. enz. Willen we deze basale menselijke kenmerken en eigenschappen inleveren voor een VeriChip? Het laatste woord zal hier ongetwijfeld nog niet over gezegd zijn.

Literatuurlijst:

-Achterhuis, H., ‘Natuur tussen mythe en techniek’, Baarn 1995.
-Achterhuis, H., e.a. ‘Technologie en Samenleving’, Heerlen 1995. -Beauchamp/Childress, T.L./J.F., ‘Principles of biomedical ethics’, Oxford 1994.
-Berger, B. en P.L., ‘Sociologie, een biografische opzet’, Baarn 1972.
-Coolen, M., ‘De machine voorbij, over het zelfbegrip van de mens in het tijdperk van de informatietechniek’, A’dam 1992.
-Drees, W.B. e.a. ‘De mens: meer dan materie, religie en reductionisme’, Kampen 1997.
-Klinken, L.v., ‘Wij rentmeesters’, A’dam 1983.
-Ouweneel, W.J., ‘De leer van de mens’, A’dam 1986.
-Schaeffer/Koop, F.A./C.E., ‘Wat ging er mis? De verwording van de menselijke samenleving’, New York 1976.

Bronnen:

http://www.dossierx.nl/index.php/content/view/140/28/

http://www.websophia.com/essays/octopus.html

Tijdschriften:

‘Ellips’, tijdschrift over bijbel en wetenschap, jaargang 29 nr.254, september 2004. Artikel ‘Strijd in de ethiek van de technologie’, door: Prof.dr.E.Schuurman.