Orgaandonatie volgens het ‘Ja-tenzij-principe’

Baas in eigen lichaam?

Dat de mens een onvervreemdbaar recht heeft dat we het zelfbeschikkingsrecht noemen, mag voor de postmoderne mens vanzelfsprekend zijn. In de Bijbel komen we echter een ander beeld tegen. Daar wordt de mens geschetst als een wezen dat van meet af aan in relatie staat tot andere mensen. De roep van God dat de één hoeder is van de ander – en dat de liefde tot de naaste voorrang heeft boven de liefde tot het zelf – komt keer op keer op keer terug in de Bijbel. Dat wij niet van onszelf, maar van de Heer zijn, eveneens. En dat we deze Heer mogen dienen – zowel in ons leven als in ons sterven – is evident. Dat we ons lichaam mogen stellen als een levend offer voor de Heer is met het christen-zijn gegeven. Wanneer we anderen met ons lichaam rondom ons sterven kunnen dienen doordat we onszelf – of een ‘deel’ van onszelf weggeven – is dat positief. Zo is ons sterven winst.

De vraag

Dat mensen gedwongen worden om een keus te maken – niet-kiezen is er niet meer bij – lijkt noodzakelijk. Al is het maar om luie mensen uit hun stoel te krijgen en over zaken rondom leven en dood na te denken. Het blijft echter de vraag of de overheid er goed aan doet zo ver in het ‘privé-domein’ van haar burgers binnen te dringen. Juist een partij als D’66 was altijd zo duidelijk voor een minimum aan overheidsbemoeienis en tegen een inmenging in het private domein. De vraag is of zij burgers niet overvraagt door van meet af aan het lichaam inclusief de organen te claimen voor zichzelf.

Zijn de organen van een pasgeboren baby direct bij de geboorte al eigendom van de staat? Mogen vader en moeder bij de geboorte er misschien volop van genieten dat het hún kindje is, inclusief alles wat erop en aan zit zonder dat ze direct een handtekening hoeven te zetten tégen orgaandonatie?