06 Lezing studentenvereniging Ichthus te Leiden (09-09-2015), thema: InZicht.

Lezing studentenvereniging Ichthus Leiden

Datum: 09-09-2015

Thema: InZicht

 

1 Waar denk je aan bij het woord ‘inzicht’?

Vraag: het begrip ‘inzicht’ kun je met verschillende woorden associëren. Met welke bijvoorbeeld?

Zien, inzien (bv. weten dat je iets verkeerd hebt gedaan), inzicht (nl. weten hoe en waarom iets zo in elkaar ziet én niet anders), onderscheidingsvermogen (iet is zó en niet zó), zicht (nl. kijk op iets of iemand; het zicht van iemand op de werkelijkheid kan vertroebeld zijn d.i. niet scherp; mensen zien dingen anders of verkeerd; dat heeft soms te maken met welke (overdrachtelijke) bril iemand opheeft. Als wetenschapper heeft iemand een bepaalde pet op, waardoor hij of zij andere petten niet voelt. Hoe een wetenschapper kijkt, namelijk vanuit welke invalshoek, bepaalt hij of zij deels zelf én deels niet zelf. Opvoeding, interesses, karakter, persoonlijkheid en geloof spelen daar een rol bij. De waarneming is selectief en beperkt. Ik moet hierbij denken aan een vers uit de Bijbel waar staat dat ons kennen ten dele, dat is menselijk en beperkt is. Zo is het ook met ons zicht op de werkelijkheid. We zien veel, maar missen ook veel. Dingen gaan aan ons voorbij. Dat is in feite ook wat de apostel Paulus zegt, wanneer hij schrijft:

9  Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren.

10 Doch, als het volmaakte komt, zal het onvolkomene afgedaan hebben.

11 Toen ik een kind was,

sprak ik als een kind,

voelde ik als een kind,

overlegde ik als een kind.

Nu ik een man ben geworden, heb ik afgelegd wat kinderlijk was.

12  Want nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen,

doch straks van aangezicht tot aangezicht.

Nu ken ik onvolkomen,

maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend ben.

(Paulus in 1Kor.13:9-12, NBG’51)

2 Wat is inzicht?

In de Bijbel is iemand die verstandig is, een mens van de praktijk. Het is iemand die God zoekt (vgl. Ps.14:2). Dit verstand heeft niets te maken met de Griekse rede of zoals Immanuël Kant tijdens de Verlichting zei dat het volk de moed moest hebben om zich van haar eigen verstand te bedienen. Bijbelse verstandigheid is geen redelijk denken, maar heeft te maken met een mens die in zijn doen en laten rekening houdt met God. Verstandig zijn en inzicht hebben in Gods plan en handelen, liggen daarom dicht bij elkaar. Het heeft te maken met het gaan van de juiste weg. We lezen dat God aan Mozes zijn wegen bekend maakte (vgl. Ps.103:7).

Inzicht heeft dan ook te maken met een leren zien van de dingen zoals God die ziet. God kijkt anders naar de werkelijkheid dan wij. God kijkt ook anders naar andere mensen dan wij doen. God kijkt anders naar ons dan wij gewend zijn om te kijken. Als we door Gods bril leren kijken, zien we andere dingen. We zien dan bijvoorbeeld mogelijkheden in plaats van onmogelijkheden. De dingen of problemen veranderen niet, maar we kijken er vanuit Gods perspectief tegenaan. We kunnen zeggen dat wij dan veranderen. Voorbeeld: is het glas halfvol of is het glas halfleeg? Of zien we een middenweg, namelijk dat er gewoon water in het glas zit. Niet vol, niet leeg. Hoe kijk jij? Ben je geneigd om een ‘halleluja-christen’ te zijn of een ‘hallelauwja-christen’? Optimistisch of pessimistisch? Of juist realistisch?

3 Verschillend inzicht

Voorbeeld van anders leren kijken in de Bijbel. De twee verspieders, Jozua en Kaleb, kijken anders tegen het land en zijn inwoners aan dan de andere verspieders. De grootste groep laat de vruchten van het land zien, noemt de melk en de honing die daar overvloedig aanwezig is, maar wijst er ook op dat het volk sterk is, dat de steden ommuurd en zeer groot zijn, en dat er Enakieten zijn. Ook andere vijandige volken worden genoemd (vgl. Num.13:27-29).

Dan neemt Kaleb het woord. Hij heeft wellicht hetzelfde gezien als de andere verspieders, maar legt andere accenten. Hij ziet mogelijkheden vanuit Gods perspectief. Ze kunnen rustig tegen dit volk optrekken en het land in bezit nemen. Ze kunnen het volk makkelijk aan (vgl. Num.13:30). En opnieuw komen de andere verspieders met een demotiverende boodschap. Ze zijn bijzonder pessimistisch gestemd. Opnieuw lezen we over reuzen in vergelijking waarmee zij sprinkhanen zijn. Ze schetsen het meest ongunstige scenario. We zouden er aan kunnen twijfelen of het nog gewone mensen zijn die ze moeten overwinnen (vgl. Num.13:31 e.v.)

Kaleb steunt door zijn optreden Mozes en zijn plan om het land Kanaän binnen te vallen. Kaleb gelooft in het plan en is een bemoediger. De andere mannen zijn ontmoedigers. De vraag die ik mijzelf hier kan stellen, is of ik door mijn inzicht en kijk op de werkelijkheid anderen bemoedig of juist ontmoedig? Leidt mijn perspectief tot activiteit of tot passiviteit?

Ik wil nu de stap maken naar mijn volgende punt…

4 Hoe kom je tot inzicht? Handreikingen in de praktijk: bemoedigd worden en op weg gaan

Voorbeeld noemen uit mijn EH-tijd. Ik kwam toen veel bij mensen over de vloer die in de buurt van de EH woonden. Zij hadden een jong gezin. In een periode waarin ik absoluut niet wist wat ik na de EH met mijn leven wilde en wat ik wilde gaan studeren, kwam hun dochtertje naar mij toe met een soort werkje dat gekleurd was, maar waar de volgende tekst op stond:

8 Ik leer en onderwijs u aangaande de weg die gij gaan moet;

Ik raad u; mijn oog is op u.

9 Weest niet als een paard, als een muildier zonder verstand,

welks trots men bedwingt met toom en bit,

opdat het u niet te na kome.

(David in Ps.32:8,9)

——————————————————————————————

(Mijn commentaar: ‘Een volledig vrijgesproken zondaar is vrij en veilig bij een heilig God (vers 7). Het oordeel is gepasseerd. Bevrijding is een feit. Zonden zijn voorgoed verdwenen. De zondaar is een heilige. Zó kan hij verschijnen voor God en schuilen bij Hem. God behoedt David tegen (natuur)geweld en nood. Ja, meer dan dat. Er is een tegoed aan zegen weggelegd voor hen die vrij zijn van hun zonde en schuld. David wordt omringd door gezang en gejuich. God verblijdt Zich met David over de bevrijding die plaats heeft gevonden.

Nu kan David verder als heilige en vervolgt hij zijn pad (vers 8). Het is alsof de Heer hem zelf aanspreekt: ‘Ik ben en blijf met jou op weg. Ik geef jou daarbij inzicht, juist nu dat inzicht nog zo beperkt is. Ik wijs jou daarbij ook de weg. Ik ben jouw Gids’. Stapsgewijs leert David de weg te gaan aan de hand van de Vader. Hij heeft voortdurend sturing en aansporing nodig. Soms als een kind dat zelf de weg niet weet. Hij hoeft daarbij zijn ogen niet te sluiten. Het is geen blind volgen. Hij mag daarbij zijn verstand gebruiken zonder daarop te vertrouwen. Zo mogen wij hem dat nadoen.

David weet wat het betekent om zijn eigen weg te gaan (vers 1,2). Die loopt, vroeg of laat, dood. Daarmee heeft hij zijn doel (onbewust en dus onbedoeld) gemist. Zonder God is een mens gedoemd om te verdwalen en vast of dood te lopen in het leven. Van die zonde heeft David afstand genomen. Hij heeft belijdenis gedaan en mag nu opnieuw beginnen mét God die de regie van zijn leven in de hand heeft. Zo is God directief aanwezig in het leven van David. Met sturende en misschien soms dwingende ogen slaat God acht op David en geeft Hij aanwijzingen. Daarbij wordt David volstrekt serieus genomen en niet behandeld als een kind dat zelf wils- en keuzevrijheid mist. Hij moet zélf de weg gaan en zélf wandelen. God raadt hem dingen aan én raadt hem dingen af. God is Raadgever (‘Wonderlijke Raad’, Jes.9:5), terwijl Hij Zijn oog voortdurend op David laat rusten. Zo kan David opnieuw presteren zonder te wankelen of te struikelen. Zonder zonde, ongerechtigheid of overtreding.

Vervolgens is er een oproep om niet redeloos te zijn als een paard of een ezel (vers 9). Dit voorbeeld doet sterk denken aan iemand die zonder maat, zonder rede, zonder binding en zonder orde is. Iemand die niet in toom te houden is, maar losbandig, opstandig en rebels. God waarschuwt David om niet opnieuw in overtreding te vallen, want een (bewuste) opstand tegen God houdt een vernietiging van de openbare orde in. Daarmee zou David ook zichzelf dus in de vingers snijden.

Het is beter voor een mens om zich vrijwillig te onderwerpen aan Gods orde, dan om gedwongen te worden door middel van tuchtmaatregelen zoals  toom en bit in het geval van een paard of ezel. Staan en wandelen in de vrijheid naast God is altijd beter dan met dwang onder de duim worden gehouden door een straffende God die de overtreding niet door de vingers kan zien. Trots en hoogmoed zijn daarbij de aanjagers van opstandigheid en moreel verval. Een goed gebruik van het verstand, dat wil zeggen inclusief het ontzag voor de Heer, leidt tot een gelukkig en rustig leven. Namelijk een leven waarin de aanklacht van een bezwaard geweten verdwenen is en men staat in de vrijheid van het opnieuw en met een schone lei beginnen.  Ook het kwaad van God Zélf zal zo’n mens niet treffen) Bron: Bijbelstudies bij de Psalmen, deel I.

——————————————————————————————–

Het raakte me dat nu juist een klein meisje mij wilde bemoedigen met dit Bijbelvers. Ik had het nodig en het kwam precies op het juiste moment. Het studiejaar liep langzaam maar zeker richting het einde en ik wist nog steeds niet wat ik het volgend studiejaar zou moeten doen. Ik had dringend raad en inzicht nodig. (N.B. veel EH-studenten volgden dit Basisjaar omdat ze niet wisten welke studie ze zouden gaan doen. Zo hadden ze nog een jaar bedenktijd).

Vraag: kun jij een voorbeeld uit je eigen leven bedenken c.q. noemen waarin jij absoluut geen zicht had op je toekomst en waarin je bemoedigd werd door iemand die op jouw pad kwam?

Over zicht gesproken. God belooft dat Hij zijn oog voortdurend op ons gericht houdt. Hij ziet ons en Hij heeft zicht op ons. Hij ziet van ver onze gedachten. Hij weet in welk pakket jij zit, wat je zorgen zijn en dat je alleen niet kunt kiezen wat je wilt met je toekomst (vgl. Ps. 139: Misschien wil David ons hier leren dat het belangrijk is om raad en inzicht te ontvangen, maar dat het vele malen belangrijker is dat Hij zicht en inzicht in ons leven heeft. Het gaat erom dat Hij ziet en leidt.

Vraag (uit mijn boek): ‘Op jou rust Mijn oog’, lezen we in vers 8. Wanneer jij dit leest, heb je dan een veilig gevoel of juist een onveilig gevoel? Dat God alles ziet, is voor veel generaties voor ons, beangstigend geweest. Kun jij je dat voorstellen?

Dat God alles ziet, betekent natuurlijk niet dat we als blinden onze weg moeten gaan. Er is een lied dat zegt ‘…met gesloten ogen naar het onbekende land gaan.’ We mogen, ja moeten, wel degelijk ons verstand gebruiken. In vers 9 is juist het dringend advies om niet als een muildier zonder verstand op weg te gaan. Als je in God gelooft, hoef je je verstand niet te verliezen. Denk vooral goed na en kom zo tot inzicht. Maar maak je verstand of de rede niet tot het hoogste goed. Want zelfs wanneer we het juiste inzicht hebben, wil dat niet zeggen dat we het juiste doen. In tegenstelling tot wat Aristoteles leerde, leidt goed inzicht niet per definitie tot goed handelen.

Paulus leert bijvoorbeeld dat – zelfs wanneer ik weet het goede te doen – ik dat nog niet doe. Weten en doen is twee én willen en doen is twee (vgl. Rom.7:18,19). Sterker: wanneer hij daadwerkelijk het goede wil doen, waarvan hij inziet dat het echt goed is, ligt het kwade hem nabij. Het inzicht – samen met de goede wil – leidt niet automatisch tot goed handelen. Het grote probleem voor Paulus is niet zozeer dat hij niet weet wat God wil óf dat hij geen inzicht heeft in goed of kwaad. Het probleem is ook niet zozeer de wil. Het probleem is het vermogen, het kunnen, het in staat zijn tot het goede.

Het neemt echter niet weg dat we als mensen in alle opzichten beperkt zijn: qua inzicht, qua willen en qua kunnen. Het is allemaal onvolmaakt, juist omdat we onvolmaakte mensen zijn. We overzien de werkelijkheid niet, we kennen ons zelf slechts ten dele en ook ons zicht op God is beperkt. Dat we troebel zien, heeft volgens Paulus vooral te maken met de zonde. Het heeft echter ook te maken met ons schepselmatige bestaan, wat wel het menselijk tekort wordt genoemd. Toch weten we genoeg over God om Hem te leren kennen en een relatie met Hem te hebben.

Afsluitend: Psalm 40:17

Wie bij U hun geluk zoeken zullen lachen en vrolijk zijn, wie van U hun redding verwachten, zullen steeds weer zeggen: ‘Groot is de HEER’ (NBV).

Speerpunten van het jaarthema zijn speuren (de diepte in en zoeken naar inzicht), springen (vrolijk zijn), klimmen (tot ontwikkeling en groei komen – je laten uitdagen),  .

Groot inzicht: de psalmdichter weet dat hij zijn geluk ten diepste alleen bij God kan vinden.