Als we de balans opmaken voor de afgelopen twee jaar (2016/2017) waar het vluchtelingen betreft, zie ik een aantal ontwikkelingen.
De vluchtelingenstroom richting Nederland is reuze meegevallen. De ruime schatting door de overheid was te begrijpen, maar werkte deels averechts. De angst- en haatzaaiende paniekpieten hebben het volk een cultuurshock aangepraat als zou Nederland over worden genomen door moslims. Maar van een tsunami is geen sprake geweest. Veel burgers zitten nu wél met angst – maar niet met vluchtelingen – opgezadeld. En we leven in een verwilderde samenleving.
De angst voor het onbekende heeft haar oorzaak in het feit dat mensen baat hebben bij duidelijkheid en structuur. Onze zekerheden willen we niet uit handen geven. Er is reeds zoveel onzeker. Ook willen we de orde bewaren. Wanneer het vreemde binnenkomt, is het eigene niet meer zichzelf. Heel concreet: we zien de vluchtelingen als indringers. Als mensen die moeizaam inburgeren en integreren.
Wat deze vreemden komen brengen, belooft niet veel goeds. Ze nemen hun cultuur en religie mee en leggen die aan ons op. Hun missie zetten ze kracht bij door aanslagen. Verder komen ze om wat te halen. Ze willen beter worden en hier een nieuw bestaan opbouwen van onze centen. Het zijn profiteurs. Deze wilde ideeën torpederen ons gevoel van welbevinden. Vooroordelen blazen ons gevoel van veilig kunnen wonen op. Ons hart klopt niet vol verwachting. Want we zijn bang dat onze omgeving overgenomen wordt door gelukszoekers.
Deze negatieve onderbuikgevoelens zijn er simpelweg. En we komen daar niet gemakkelijk van af. De vrees voor een terroristische aanslag speelt daarbij een rol. De overheid werkt die emotie in de hand. Dat doet ze o.a. door burgers te mobiliseren als haar verlengstuk. We moeten op onze hoede zijn en een verdacht persoon of pakketje melden.
Maar is deze schrik reëel? Ik denk het niet. De kans dat ik met mijn motor van de weg wordt gereden of dat een oudere sterft door een ongelukkige valpartij, is vele malen groter dan dat wij om het leven komen door een terroristische aanslag. Onze ‘Hollandse nuchterheid’ zou ons hier zeer van pas komen. In plaats van mee te doen met paniekvoetbal zou ik zeggen: ‘We zijn niet zielig, maar moedig’. Afgelopen jaren is gebleken dat we de toestroom van vluchtelingen aan konden. We kúnnen het. Onze dorpen en steden zijn niet overgenomen door de vluchtelingen. Integendeel: veel AZC’s zijn niet bewoond en veel opvanglocaties worden niet gebruikt, daar de asielinstroom fors is afgenomen. Het aantal instromers is de afgelopen tijd gehalveerd. En dan zijn er allerlei mooie mensen die hun hulp aanbieden. Ze drinken koffie met vluchtelingen of helpen hen de Nederlandse taal te leren. Burgers die de moed hebben om gastvrij te zijn. Zij praten niet, ze zetten hun schouders eronder.
Ik ben terug bij de titel: het is een vreemdeling ZEKER. Vooroordelen zijn hardnekkig. Het doet me denken aan de stelligheid waarmee Donald Trump over de Latino’s sprak: ‘Ze brengen drugs en misdaad mee en het zijn verkrachters’. Laat ik even inzoomen op mijn eigen gemeente: Alphen aan den Rijn. Wat misstanden in de voormalige noodopvang (de penitentiaire inrichting) betreft, zien we het volgende: Er is sprake geweest van pestgedrag, van bedreigingen, van een vechtpartij en van plunderingen (waarbij zestien televisies ontvreemd zijn). Dat is erg. Maar het is niet het einde van de wereld. Het zijn geen massaverkrachtingen en aanslagen. Ook is ons land geen kalifaat geworden. We hebben het gered. Al weten we natuurlijk niet of het aantal asielaanvragen dat de afgelopen tijd is uitgebleven, het komende jaar weer zal toenemen. ‘Wie dan leeft, wie dan zorgt’, zou ik zeggen.
Koert Koster, filosoof, theoloog