Aan het eind van een aangrijpende dienst in de ‘Vrije Baptisten Gemeente’ te Meppel (28-09-2003) was één van mijn beste vrienden, die ik hieronder om privacy-redenen (gefingeerd) Christian noem, behoorlijk moe en emotioneel. Hij liep direct nadat het ‘Onze Vader’ gebeden was de dienst uit en stapte in de auto om rust te zoeken in de natuur. Hij is daar naast zijn auto aan het water gaan liggen om wat bij te slapen.
Enkele voorbijgangers hebben Christian daar zien liggen en om welke reden dan ook de politie gebeld. De politie ‘Meppel’ kwam: een gewone diender en een hulpofficier van justitie. Zij vroegen hoe het met hem ging en hij vertelde van zijn vermoeidheid en stress, mede opgelopen door een verhuizing i.c.m. een fulltime baan. De hulpofficier vroeg of hij mee wilde gaan naar het politiebureau ‘Meppel’ voor een kop koffie om even bij te komen en verder op verhaal te komen. Hij ging dan ook geheel vrijwillig mee. Daarbij vertelde Christian dat hij wel wat geestelijke hulp kon gebruiken omdat hij in het verleden al een keer behoorlijk in de war was geweest. Dat wilde hij nu, kostte wat het kost, voorkomen. Christian had namelijk een bipolaire stoornis.
Terwijl Christian mee reed naar het bureau maakte de hulpofficier nog een opmerking, nadat Christian van zijn christen-zijn had getuigd; Christian citeert: ‘wat fijn dat wij het van onze hemelse bijstand mogen verwachten’. Mijn vriend wist zich gesterkt door die opmerking terwijl hij met vertrouwen het terrein van het politiebureau op reed. ‘Fijn dat die man ook christen is’, dacht Christian.
Deze bemoedigende gedachte werd de uren daarna wreed de grond in geboord door de helse ervaring in een zgn. ‘verhoorruimte’ binnen het politiebureau. Al met al is de 5 uur daarna een paar keer (laat het 4 keer zijn) de knip van de deur gedaan en kort met mijn vriend gepraat. Van Baptistengemeente naar politiebureau, van hemel naar hel.
De grauwgele ruimte waar geen daglicht door kwam, benauwde Christian enorm. Hij vreesde dat hij gek werd. Christian verwoordt het zo, ik citeer: ‘ik werd neergezet in een grauwgele ruimte zonder enige bezieling. Zonder enig licht of uitzicht. Deze grauwgele ruimte werd iedere keer op slot gedaan door een knip op de deur aan de buitenkant. Ik voelde me gevangen. Ik heb meerdere keren aangegeven of die deur van de knip af mocht en/of op een kier mocht staan. Dat kon niet, want dan kon ik zo op de gang komen en daar rondlopen, waar ik geen enkele aanzet of aanleiding toe had gegeven. Ik smeekte of de deur van het slot mocht, want zo zou ik psychisch zeker een wrak worden. Ik heb dit minimaal drie keer aangegeven. Later heb ik nog hard op de deur gebonsd omdat ik de doodse stilte, het opgesloten zijn, de grauwgele ruimte niet langer kon verdragen. De agente die in het bureau was, kwam naar de deur toe, opende die en vroeg: ‘Bent u helemaal gek geworden?!’ Ik zei: ‘Als dit zo door gaat, word ik gek’. Ze lachte me smalend uit en zei dat als ik dit nog een keer deed, ik in de cel gezet zou worden. Het was zo mensonterend. Ik werd met een kop koffie gelokt naar het bureau en toen: de totale mens- en Godverlatenheid. Vijf uur lang in een gesloten ruimte zonder aanspraak, zonder luisterend oor, zonder menselijkheid. Het einde van mijn psychische gezondheid’. Einde citaat.
Aan het eind was Christian inderdaad psychotisch, waar hij de dienders voor gewaarschuwd had en kon hij afgevoerd worden met de ambulance naar het ‘Bethesda-ziekenhuis’ in Hoogeveen. Een volle zondagmiddag op het politiebureau in Meppel was het failliet van zijn psyche. De politie ‘Meppel’ was erin geslaagd om hem psychisch volledig de vernieling in te helpen. Willens en wetens. Bewust. Want ze waren gewaarschuwd. Christian heeft hen verteld van zijn kwetsbaarheid en toch hebben ze geen van allen geluisterd.
Christian heeft later nog een brief geschreven aan diverse overheidsinstanties, inclusief justitie en het betreffende politie-korps, om te vertellen wat zij hem aan hebben gedaan. Hij heeft nooit een reactie gekregen, laat staan een excuus.
De gevolgen die Christian een aantal jaren daarna heeft ervaren door bovengenoemde ervaring zijn de volgende:
-angst voor politie-beambten en uniform-vrees. Deze angst domineerde een aantal jaren zijn leven (voorbeeld: tijdens de drie weken in Bethesda was ik zo panisch van angst dat ik vroeg om een kogelvrij-vest omdat politie niet te vertrouwen en onvoorspelbaar is).
-het gevoel van veiligheid in de nabijheid van politie-beambten is een tijdlang verdwenen.
-in mijn voorbeeldfunctie als schrijver, publicist en opiniemaker is het niet altijd gemakkelijk om positief over politie en justitie te praten. Daarom mijd ik het onderwerp soms.
-algemeen: het vertrouwen in gezag (of macht) heeft een behoorlijke deuk opgelopen. Mijn vertrouwen in de rechtstaat zal langzaamaan weer opgebouwd moeten worden door positieve ervaringen.
Hoewel de tijd – en de afstand ervan – een positieve rol vervult, heelt zij niet alle wonden. Wel kan ik zeggen dat Christian dit trauma redelijk goed verwerkt heeft, zodat de gevolgen die hierboven genoemd zijn, zo goed als verdwenen zijn.
Wordt vervolgd met een uitvoerige kritische analyse.